|
Hypofysetumor - Ziekte van Cushing
Wat is de hypofyse?
De hypofyse is een klein orgaan dat zich onder de hersenen
bevindt. De hypofyse is niet groter dan 1 centimeter in doorsnee, en
heeft een centrale rol in de regulatie van verschillende hormonen. De
hypofyse produceert groeihormoon en antidiuretisch hormoon, en reguleert
de afgifte van schildklierhormoon, cortisol, en geslachtshormonen. Wat is het syndroom van Cushing?
Het syndroom van Cushing is vernoemd naar een beroemde
Amerikaanse neurochirurg, Harvey Cushing (1869-1939), die voor het eerst dit
ziektebeeld beschreef. Het syndroom van Cushing wordt veroorzaakt door (meestal
langdurige) blootstelling aan verhoogde spiegels van het bijnierschorshormoon
cortisol.
De bijnier is een klier die boven de nier ligt en ongeveer 5 gram weegt. De bijnier bestaat uit een bijniermerg (1 gram) en een bijnierschors (4 gram). Zowel het bijniermerg als de bijnierschors maken hormonen. De bijnierschors maakt cortisol en aldosteron. Deze hormonen worden met het bloed vervoerd naar de andere weefsels, waar ze hun eigenlijke werking op de lichaamscellen uitoefenen. In het geval van het syndroom van Cushing is sprake van overproductie van het hormoon cortisol. De bijnier regelt in nauwe samenspraak met de hypofyse, een klein hormoonproducerend orgaantje in de hersenen, hoeveel cortisol er geproduceerd moet worden. De hypofyse maakt het hormoon ACTH (=Adreno CorticoTroop (= bijnierschors-stimulerend) Hormoon ) dat de bijnier stimuleert. Als de bijnier te weinig cortisol maakt, reageert de hypofyse met een verhoging van de afgifte van ACTH. Als de bijnier echter te veel cortisol maakt, reageert de hypofyse hierop met een verlaging van de afgifte van ACTH. Cortisol oefent zijn werking uit op alle lichaamscellen en is belangrijk voor situaties waarin stress optreedt, zowel lichamelijke stress (koorts of andere ziekten) als emotionele stress) en de stofwisseling. Wat veroorzaakt het syndroom van Cushing?
Er zijn meerdere oorzaken voor het syndroom van Cushing. De
meest voorkomende oorzaak is toediening van een hoge dosis cortisol als
behandeling voor een andere ziekte, zoals rheuma, chronisch astma, COPD,
of na
een transplantatie. In de praktijk wordt cortisol dan toegediend in een
synthetische vorm zoals prednison of dexamethason. Hierbij gaat het dus
om een
bijwerking van een behandeling. De klachten en verschijnselen zijn
echter
gelijk aan die zoals veroorzaakt door blootstelling aan te hoge spiegels
van
cortisol als gevolg van een te grote aanmaak door het lichaam zelf.
Bij patiënten die géén corticosteroiden gebruiken, of gebruikt hebben, is het syndroom van Cushing zeer zeldzaam. In Nederland gaat het om slechts ongeveer 48 nieuwe ziektegevallen per jaar. De oorzaak van het syndroom van Cushing is meestal een goedaardig gezwel in de hypofyse, dat teveel ACTH produceert. Dit wordt de ziekte van Cushing genoemd. Minder vaak ligt de oorzaak in de bijnier. Het kan dan gaan om een goedaardig gezwel of een kwaadaardig gezwel. In zeldzame gevallen is er buiten de hypofyse een tumor die ACTH produceert. Alleen als de oorzaak een tumor in de hypofyse betreft, wordt dit de ziekte van Cushing genoemd. De ziekte van Cushing is dus de meest voorkomende oorzaak van het syndroom van Cushing. Verschijnselen van
het syndroom van Cushing
De verschijnselen van het syndroom van Cushing ontstaan
meestal geleidelijk in een tijdsbestek van maanden tot jaren. Klachten die
nagenoeg altijd ontstaan zijn vermoeidheid, afname van de menstruatiefrequentie
tot zelfs het volledig wegblijven van de menstruatie, gewichtstoename, verlies
van spierkracht (met name in de benen), en psychische stoornissen (met name
depressie en emotionele labiliteit). Vaak is er tevens sprake van een dunne
huid en ontstaan er gemakkelijk blauwe plekken. De arts vindt bij lichamelijk
onderzoek vaak een verhoogde bloeddruk en een abnormale verdeling van het vet
over het lichaam: meer in het gelaat, de nek en in de buik en minder op de
dijen en bovenbenen. Het toenemen van de buikomvang door forse vetstapeling kan
zo uitgesproken zijn op de buikhuid dat zogenaamde zwangerschaps-striemen
kunnen ontstaan. Het maken van kniebuigingen of traplopen is vaak bemoeilijkt
door zwakte van de bovenbeenspieren.
Hoe wordt het syndroom van Cushing gediagnostiseerd?
Naar aanleiding van uw klachten en de bevindingen bij
lichamelijk onderzoek zal er bij de arts een verdenking ontstaan op het
syndroom van Cushing. Omdat er echter sprake is van een weinig voorkomende
aandoening en er meerdere oorzaken mogelijk zijn, zijn meerdere onderzoeken
nodig om aannemelijk te maken dat inderdaad sprake is van het syndroom van
Cushing. Deze onderzoeken zijn meestal:
Als blijkt dat er sprake is van een verhoogde
cortisolproduktie zal de arts aanvullende onderzoeken aanvragen om de oorzaak
te achterhalen, met andere woorden of de verhoogde cortisolspiegel het gevolg
is van een te sterke aansturing van de bijnierschors (cortisolspiegel in het
bloed verhoogd) of dat de oorzaak in de bijnierschors zelf ligt
(cortisolspiegel in het bloed verhoogd en ACTH-spiegel in het bloed verlaagd).
Dit onderzoek gebeurt meestal tijdens een korte opname. De volgende onderzoeken
worden meestal gedaan:
Pas als uit deze bloed- en urineonderzoeken duidelijk is
waar de oorzaak van het syndroom van Cushing zich bevindt, zal een scan gemaakt
worden om dit te bevestigen. Afhankelijk van de onderzoeksuitslagen zal dit een
MRI scan zijn van de hypofyse, of een CT scan van de bijnieren, of juist van
een ander deel van het lichaam.
Soms bestaat er een sterk vermoeden dat er sprake is van een hypofysetumor (dus de ziekte van Cushing), maar kan een MRI scan van de hypofyse de onderzoeksuitslagen niet bevestigen. In dat geval zal worden besloten een catheterisatie via de lies te verrichten, waarbij bloed wordt afgenomen uit de bloedvaten rondom de hypofyse, om op die manier het bewijs te krijgen dat de oorzaak toch daar gelegen is. Hoe wordt de ziekte van Cushing behandeld?
Behandeling van de ziekte van Cushing gebeurt door het
operatief verwijderen van de tumor van de hypofyse via de neus. Dit gebeurt
door de neurochirurg tezamen met de KNO-arts. Voorafgaande aan de operatie
wordt u tijdelijk (in de regel 2 tot 3 maanden) voorbehandeld met medicijnen
die de aanmaak van cortisol door de bijnieren afremmen. Deze medicijnen zijn
echter geen vervanging van de operatie en dienen dus niet langer dan
voorgeschreven gebruikt te worden. Tijdens het gebruik van deze medicijnen
wordt met enige regelmaat middels bloed- en urine onderzoek gecontroleerd of ze
effectief blijken en of u geen hinder ondervindt van eventuele bijwerkingen.
Als besloten is u te opereren zult u in een gemeenschappelijk gesprek met
neurochirurg en endocrinoloog voorgelicht worden over de gang van zaken en de
gelegenheid krijgen eventuele vragen te stellen. Na de operatie zult u, als de
operatie tenminste succesvol is geweest, tijdelijk cortisol tabletjes (in de
vorm van hydrocortison) moeten slikken, omdat de normale aansturing van de
bijnieren is uitgevallen door de voorafgaande langdurige hoge cortisolspiegels.
In de helft van de gevallen blijven patiënten na een succesvolle operatie
levenslang afhankelijk van cortisol tabletjes. Indien de operatie niet
succesvol is (dit is in zeer geoefende handen toch nog in 30 - 40% van de
operaties het geval), zal aanvullende bestraling van de hypofyse plaatsvinden.
Deze behandeling is in de meeste gevallen (90%) succesvol binnen 3 tot 12
maanden.
In zeldzame gevallen lukt het niet om met operatie en bestraling van de hypofyse de ziekte van Cushing onder controle te krijgen. In die gevallen wordt operatieve verwijdering van beide bijnieren geadviseerd. Wat zijn de lange termijn effecten van het syndroom van
Cushing?
In gespecialiseerde centra worden goede
behandelresultaten geboekt. Toch blijkt op de lange termijn de impact van het
syndroom van Cushing op het dagelijks functioneren nog groot. Recente
onderzoeken vanuit ons centrum alsook van onderzoeksinstituut Nivel laten zien
dat sommige patiënten vele jaren na dato in het dagelijkse leven nog in
bepaalde mate beperkt of gehinderd zijn in het dagelijks functioneren. Waarom
dit voor de ene (ex)Cushing patiënt wel geldt, en voor de ander in veel mindere
mate is nog onbekend, en onderwerp van verder wetenschappelijk onderzoek. |
